De hibiscus syriacus 'Leopoldii' (Altheastruik of Tuinhibisccus) staat graag op een wat beschutte, zonnige plek, waar hij volop van de voorjaarszon kan profiteren. Hoe meer (ochtend)zon hij krijgt, hoe beter de knopontwikkeling later in het jaar zal zijn. In regenachtige, bewolkte zomers kan het gebeuren dar de bloemknoppen afvallen voordat ze open gaan. Staat de plant in de felle middagzon, dan kunnen de bloemen (en het blad) in warme zomers slap gaan hangen, vergelen of zelf gedeeltelijk verdorren. Komt het slechts een enkele keer voor dat de plant slap hangt, dan kan op die hete dagen wat extra gesproeid worden. Ook het afschermen met een parasol of afdekken met een laken kan dan nog wel eens helpen om schade te voorkomen. In de felle zon zal de plant minder snel groeien.
Hibiscus syriacus groeit op vrijwel alle grond, zolang die maar luchtig en goed waterdoorlatend is, en flink wat humus bevat. Het meest ideaal is echter een wat lemige grond. Bij het planten moet in ieder geval het humusgehalte op peil gebracht worden. Na het (ver)planten kan het zijn dat de plant in het eerste voorjaar pas laat in het blad komt, of nauwelijks groeit. In latere jaren herstelt dit zich vanzelf, zodra het wortelgestel zich voldoende ontwikkeld heeft. Rond jonge planten moet de grond in de winter afgedekt worden met een laag blad, stro of tuinturf om de wortels te beschermen. Bij oudere planten is zo’n winterdek op zich niet meer nodig om de wortels te beschermen. Wel wordt een mulchlaag op prijs gesteld om de grond vochtig te houden. De grond rond de wortels mag nooit helemaal uitdrogen.
De plant kan last krijgen van kaliumgebrek. Symptomen hiervan zijn gele plekken op de oudere bladeren, later ook verwelkende bladranden en voortijdige bladval. Een bemesting met bijvoorbeeld wat verteerde kippenmest kan dan helpen om de voedingstoestand weer op peil te brengen. Door het eerste voorjaar na aanplant alle takken tot de helft toe terug te snoeien, wordt ervoor gezorgd dat de plant zich bossig gaat vertakken. Feitelijk heeft de hibiscus geen snoei nodig. De plant ontwikkelt zich vanzelf in een mooie vorm, bij de meeste cultivars vaasvormig opgaand. Wel moeten dode en beschadigde takken verwijderd worden. De zaaddozen kunnen na de bloei blijven zitten.
Als de struik te breed wordt of anderszins uit vorm is geraakt kan er wel gesnoeid worden. Snoei bij voorkeur in maart. De hibiscus bloeit op eenjarig hout, dus op de jonge takken die zich in hetzelfde groeiseizoen ontwikkeld hebben. Is de plant alleen wat te breed of te hoog geworden, dan kunnen de jonge takken, het gedeelte dat het vorige jaar aangegroeid is, eraf geknipt worden. Moet er echt verjongd worden, dan kunnen de hoofdtakken op circa 50 cm vanaf de grond afgezaagd worden. Hij zal dan weer van onderaf gaan uitlopen. Er kan ook voor gekozen worden om dit over twee jaar te spreiden, om niet gelijk met een kale plek in de tuin geconfronteerd te worden, en om ook in het komende seizoen nog verzekerd te zijn van bloei.
Bij strenge vorst kunnen de planten wat invriezen. Zodra de plant in het voorjaar weer uitloopt kunnen de dode delen weggeknipt worden. Omdat de planten vaak geënt zijn op een onderstam van de oervorm H. syriacus, kan het gebeuren dat zich opeens takken ontwikkelen met anders gekleurde, blauwe bloemen. Omdat de onderstam sterker is dan de enttakken, moeten die afwijkende takken zo snel mogelijk bij de basis weggeknipt worden.